Excerpt uit: De Communistische Belofte
“Het onderscheidende kenmerk van het communisme is niet de afschaffing van het eigendom in het algemeen, maar de afschaffing van het burgerlijke eigendom,” zo stelt Het Communistisch Manifest. De communistische “afschaffing van privé-eigendom” is niet van toepassing op individuele persoonlijke bezittingen, maar alleen op kapitaal vergaard middels de uitbuiting “van velen door weinigen,” verzekerde Marx ons.
Het moet echter opgemerkt worden dat Marx het kapitalisme echter alleen definieerde als het toppunt van privé-eigendom – en niet als zijn wortel. Het ontstaan van privé-eigendom schreef hij toe aan de arbeidsverdeling die een klein “surplus” produceerde. Dit wekte het verlangen om dat beetje surplus te “hebben,” wat, eens verkregen, “privé-eigendom” werd. Privé-eigendom begon dus niet met fabrieken, maar met kleine dingen, in primitieve samenlevingen. Hoewel klein, waren deze beetjes privé-eigendom voldoende om het proces van de vervreemding van de mens op gang te brengen en zijn denken te veranderen:
“Privé-eigendom heeft ons zo dom en eenzijdig gemaakt dat een object pas van ons is als we het hebben, dat wil zeggen als het voor ons bestaat als kapitaal, als het direct door ons wordt bezeten, gegeten, gedronken, op ons lichaam gedragen, door ons wordt bewoond, enz."
Zoals Marx ons hier vertelt, begeert de vervreemding van privé-eigendom niet alleen kapitaal, zij strekt zich uit tot alles, inclusief huizen, voedsel en kleding – kortom, persoonlijke bezittingen, of met andere woorden: “eigendom in het algemeen.” Het bepalende criterium voor “privé-eigendom” is niet de hoeveelheid rijkdom die we hebben kunnen vergaren, maar eerder het idee dat we dingen kunnen “hebben” – het idee dat bepaalde dingen van ons zijn, en niet van anderen.
Naarmate samenlevingen zich ontwikkelden, groeide ook het overschot, en de omvang van het privé-eigendom. Marx geloofde dat als het “burgerlijke” eigendom werd afgeschaft en het surplus dat het genereerde gecollectiviseerd werd, iedereen in gelijke mate van het overschot zou genieten en er noodzaak meer zou zijn om erom te vechten.[1] Maar aangezien een klein beetje surplus genoeg was om de vervreemding in gang te zetten, zal het collectiviseren van alleen “burgerlijk eigendom” volstaan om de vervreemding te neutraliseren? Hoeveel “burgerlijk eigendom” moet er precies afgeschaft worden? Wat is de grens van “burgerlijk eigendom”? De grote bedrijven zijn natuurlijk “burgerlijk eigendom,” maar hoe zit het met een ambachtsman die één of twee helpers in dienst heeft? In zijn latere werk verwees Marx alleen naar “de productiemiddelen” als hij het over privébezit had, naar het geaccumuleerde kapitaal van de rijken; dat van de grootburgerij en misschien ook wel van de kleinburgerij (denk maar aan zijn afkeer van de slager, de theeboer, ... die hun tegoed opeisten). Marx heeft nooit een ondergrens gesteld aan wat “burgerlijk eigendom” is. Dus, te beginnen met de rijksten, hoe ver naar beneden moet privé-eigendom worden afgeschaft als zijn psychologische conceptualisering tot persoonlijke bezittingen reikt? Het werd niet gedefinieerd en het blijft daarom arbitrair. Niemand kan zeggen welke reikwijdte van “gewelddadige afschaffing” door middel van “despotische inbreuken op het eigendomsrecht” valt onder “echt communisme” – en welke de weg plaveit naar mislukking.
Bijvoorbeeld, als de scheidingslijn tussen het af te schaffen “bourgeois eigendom” en het toegestane “eigendom in het algemeen” ligt in de bereidheid het eigendom communaal te willen delen, dan is per definitie niets nog eigendom van niemand. Wanneer bijvoorbeeld een vrouw haar favoriete slaapkleed niet wil delen met anderen, dan mag dat slaapkleed haar, volgens de theorie, met geweld ontnomen worden.
Bestel “De Communistische Belofte”
hier of via uw boekhandel.
[1]Als het bestaan van een ‘surplus’ de zelfzuchtige verlangens van de mens aanwakkert, dan is de enige manier om dit verlangen uit te roeien het vermijden of elimineren van alle surplus. Marx ging de andere kant op en stelde voor om een overvloed aan surplus te creëren – zo’n overvloedige overvloed voor iedereen dat zelfzuchtige verlangens overbodig worden. Maar hoeveel is genoeg? En hoe kunnen we deze utopische overvloed creëren als de natuurlijke bronnen altijd eindig zijn?
[i] Marx, Privé-eigendom en communisme